-
1 Ohr
〈o.; Ohr(e)s, Ohren〉♦voorbeelden:lange Ohren machen • de oren spitsenganz Ohr sein • een en al oor zijndie Ohren steif halten • de moed erin houdenauf einem Ohr taub • aan één oor doofjemanden bei den Ohren nehmen • iemand flink waarschuwenjemandem eins hinter die Ohren geben • iemand een draai om de oren geven〈 informeel〉 schreib es dir hinter die Ohren! • knoop dat in je oren!die Melodie geht leicht ins Ohr • de melodie ligt gemakkelijk in het gehoorjemandem etwas ins Ohr sagen • iemand iets toefluisterenbis über die Ohren in Schulden stecken • tot over zijn oren in de schuld zittenjemanden übers Ohr hauen • iemand afzetten, oplichtensich eine Nacht um die Ohren schlagen • de hele nacht niet slapenviel um die Ohren haben • veel te doen hebbenes ist mir zu Ohren gekommen • het is me ter ore gekomen -
2 wollen
wollen11 wollen, van wol————————wollen2〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉3 gelieven, moeten4 beweren, willen♦voorbeelden:der Junge will (und will) nicht hören • die jongen wil (maar) niet luisterendas ist alles so gewollt • dat is allemaal zo gekunsteld, gemaaktdem sei, wie ihm wolle • hoe het ook zijdas wolle Gott verhüten • dat verhoede, kere God!was will der dir schon? • wat zou hij nou tegen jou kunnen ondernemen?er sei, wer er wolle • wie of wat hij ook iswie Sie wollen! • zoals u wilt!〈 spreekwoord〉 was du nicht willst, das man dir tu, das füg auch keinem andern zu • wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet3 Sie wollen sich bitte beim Direktor melden • u dient, gelieve zich bij de directeur te melden4 er will gesehen haben, wie … • hij beweert gezien te hebben hoe … -
3 auf den Ohren sitzen
auf den Ohren sitzen -
4 der Junge will und will nicht hören
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > der Junge will und will nicht hören
-
5 hören
hören♦voorbeelden:2 auf jemanden hören • naar iemand, iemands raad luisterender Hund hört auf den Namen … • de hond luistert naar de naam …auf einen Rat hören • een raad ter harte nemen〈 spreekwoord〉 wer nicht hören will, muss fühlen • wie niet horen wil, moet voelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:Zeugen hören • getuigen (aan)horenbei Prof. X hören • de colleges van prof. X volgenhört, hört! • moet je horen!, nou, nou! -
6 Wort
Wort1〈o.; Wort(e)s, Wörter〉♦voorbeelden:ein Wort mit vier Buchstaben • een woord van vier letters————————Wort2〈o.; Wort(e)s, Worte〉♦voorbeelden:zwischen ihnen ist kein böses Wort gefallen • zij hebben geen woorden gehadjemandem böse Worte geben • op iemand scheldenmit dürren Worten • in nuchtere bewoordingenein ernstes Wort mit jemandem sprechen • een hartig woordje met iemand sprekendas große Wort führen • het hoogste woord voerengroße Worte machen • holle frasen verkopenein gutes Wort für jemanden einlegen • een goed woordje voor iemand doenleere Worte • holle frasenein offenes Wort reden, sagen • openhartig sprekendas rechte Wort zur rechten Zeit • een woord op zijn passchöne Worte machen • veel kletsen en weinig doenviele Worte machen • omstandig, breedvoerig sprekendaran ist kein wahres Wort • daar is geen woord van waarjemandem das Wort abschneiden • iemand in de rede vallenjemandem das Wort entziehen • iemand het woord ontnemendas Wort ergreifen, nehmen • het woord nemenjemandem fehlen die Worte • iemand weet niet wat te zeggenein Wort gab das andere • van het ene woord kwam het (tot) het anderehast du Worte?, hat der Mensch Worte? • niet te geloven!er will es nicht Wort haben • hij wil het niet wetenso rede doch ein Wort! • zeg dan toch wat!jemandem das Wort reden • voor iemand opkomendarüber braucht man kein Wort zu verlieren • daaraan hoef je geen woord vuil te makenkein Wort weiter! • hou er maar over op!ich weiß kein Wort davon • ik weet er niets vanauf ein Wort! • kan ik u heel even spreken?auf jemandes Wort(e) hören • naar iemand(s raad) luisterenaufs Wort gehorchen • meteen, onvoorwaardelijk gehoorzamenjemandem das Wort aus dem Mund nehmen • iemand de woorden uit de mond halenein Wort viel im Munde führen • een woord veel gebruikeneinem das Wort im Munde (her)umdrehen • iemands woorden (opzettelijk) verdraaienin Worten • voluit, zegge, in lettersin Wort und Bild, Schrift • in woord en beeld, geschriftetwas in Worte fassen, kleiden • iets onder woorden brengen, verwoordenjemandem ins Wort fallen • iemand in de rede vallenmit einem Wort • in één woordmit anderen Worten • met andere woordenzu Worte kommen • aan het woord komensich zu Wort melden • het woord vragen————————Wort3〈o.; Wort(e)s〉1 (ere)woord, belofte♦voorbeelden:sein Wort halten • zijn woord houdensein Wort zurücknehmen • zijn belofte terugnemenauf jemandes Wort • op iemands (ere)woordjemanden beim Wort nehmen • iemand aan zijn woord houdenbei jemandem im Wort sein • aan iemand zijn woord gegeven hebbenein Mann von Wort • een man van zijn woord -
7 abschalten
abschaltenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
8 anhören
anhören♦voorbeelden:1 eine Diskussion, ein Konzert anhören • een discussie, een concert beluisteren, volgenman hört (es) ihm an, dass er enttäuscht ist • het is hem aan te horen dat hij ontgoocheld is♦voorbeelden:es hört sich an, als ob sie betrunken sind • het klinkt, lijkt net alsof ze dronken zijn -
9 nicht darauf hören
-
10 weghören
weghören
См. также в других словарях:
Ohr — 1. An den Ohren erkennt man den Esel. 2. An den Ohren erkennt man die halben, am Schreien die Stocknarren. Lat.: Ex verbis fatuos, ex aure tenemus asellum. (Chaos, 951.) 3. Bei tauben Ohren ist jede Predigt verloren. 4. Bei weiten Ohren und… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon